Bekende planten uit deze familie zijn o.a. de paardenbloem en het madeliefje. Ook het merendeel van de distels en distelachtige planten (o.a. de speerdistel en akkerdistel) in Nederland vallen onder deze familie. Het merendeel, want er zijn in Nederland een stuk of tien soorten die onder andere families vallen, zoals de blauwe zeedistel (schermbloemenfamilie) en de grote kaardenbol (kamperfoeliefamilie).
Herkenning
Wilde cichorei heeft een wortelrozet (een bladkrans onderaan de stengel, net als bij een paardenbloem) en smalle bladeren langs de stengels. De dofgroene stengels zijn ruw behaard en sterk vertakt, waardoor het een beetje op een bezem lijkt.
Wilde cichorei bloeit van juli tot augustus en heeft blauwe lintbloemen. Er zijn geen buisbloemen aanwezig. De bloemhoofdjes zitten o.a. op vertakkingspunten van de stengels en zijn alleen ’s ochtends geopend.
Wat interessant is, is dat de blauwe kleurstof in de bloemen gedeeltelijk oplost in water. De bloemen worden dus bleker bij regen.
De plant kan ongeveer 1,2 meter hoog worden en is meerjarig.
Voorkomen
Wilde cichorei komt van oorsprong uit het Middellandse Zeegebied, maar is al heel lang in Nederland. Het lijkt erop dat de plant al in de Romeinse tijd in Nederland terecht is gekomen.
De plant is een pionier en heeft zodoende veel licht nodig. Hij groeit in bermen, langs dijken en rivieren, bij muren en verwaarloosde terreinen. Hij houdt niet van een voedselarme bodem. Wilde cichorei kun je ook vinden bij plekken waar sprake is van bodemverdichting. (Wanneer zware machines over de grond rijden, wordt de bovenste laag grond samengeperst. Als dat veel gebeurt, kunnen veel planten daar niet meer door wortelen. Wilde cichorei kan dat vaak nog wel).
Aangezien de plant niet eetbaar is voor vee, kan hij op beweide dijkhellingen gaan woekeren. Dit doet hij dan vaak samen met andere soorten die ook niet gegeten worden door het vee, zoals prikkende planten (bijvoorbeeld speerdistel en doornenstruiken).
Toepassingen cichorei
Witlof – ook wel Brussels loof genoemd, omdat het van oudsher met name daar gekweekt is – is een kweekvorm van de wilde cichorei. De naam van de plant is dan Cichorium intybus var. foliosum. Hiervoor moet de gekweekte plant in het donker gezet worden.
Aan de naamgeving van een plant kun je zien dat het om een kweekvorm gaat. Er staat dan var. of variatie bij, of de kweeknaam wordt tussen aanhalingstekens gezet. De naam is dan Cichorium intybus ‘foliosum’. Staat er een x los in de naam, dan is sprake van een kruising. Dat zie je nog wel eens bij bomen.
Koffiecichorei
Wilde cichorei wordt sinds het begin van de 19e eeuw gebruikt (en nu nog) als koffiesurrogaat. In de Tweede Wereldoorlog werd cichorei gebruikt als koffievervanger, omdat er geen echte koffie aanwezig was. Cichorei smaakt van zichzelf wat bitter, net als koffie, maar bevat geen cafeïne en heeft dus niet dit oppeppende effect. Er zijn diverse merken koffievervangers met cichorei op de markt, zoals Bambu, Pacha, Chikko en Lima. Het kan aan te bevelen zijn om vooral voor de biologische versie te kiezen, want er wordt nogal eens gebruik gemaakt van bestrijdingsmiddelen in verband met het onkruid dat rond cichorei wil groeien. Duurder maar wel gezonder.
Cichoreiwortel, rauw voordat het geroosterd wordt, bevat weinig vet en levert ongeveer één gram vezels per portie van 60 gram. Het is ook een bron van mangaan, vitamine B6, kalium, vitamine C, foliumzuur en fosfor. Cichorei bevat ook aardig wat van de vezels inuline. Dus is het een aanvullende bron van vezels. Inuline dient als voedingsvezel en dus als prebioticum.
Daarnaast werd wilde cichorei ook verbouwd voor de productie van fructosestropen. Tegenwoordig wordt glucose-fructosesiroop vooral uit mais gewonnen, wat veel goedkoper is.