Oorsprong
De Oost-Indische kers is niet verwant aan de zoete kers (Prunus avium), waarvan onze eetbare kersen afstammen. De Oost-Indische kers is een plant uit de Tropaeolaceae, een tropische plantenfamilie met vertegenwoordigers in Midden- en Zuid-Amerika. Hij komt uit Peru en is in de 16e eeuw door de Spanjaarden meengenomen naar Europa.
Herkenning
De Oost-Indische kers is een bodembedekker die ook kan klimmen. Hij heeft veel vrij grote, grijsgroene, bijna ronde bladeren die enigszins doen denken aan wapenschilden, waar de Latijnse naam “Tropaeolum” ook naar verwijst. De bloemen van de wilde plant zijn geel of oranje/rood. Doorgaans heeft de plant zowel gele als oranje/rode bloemen. De bloemen hebben 5 kroonbladeren (de gekleurde bloemblaadjes). Ze zijn trompetvormig (het midden van de bloemen zit lager dan de rest van de bloemen) en trekken vlinders aan.
Groeiplaats
Deze plant doet het goed op vele grondsoorten. Hij heeft een voorkeur voor voedselrijke grond en staat graag op een zonnige plek. Oost-Indische kers kan niet groeien in de schaduw. Hij houdt niet van te veel vocht in de bodem, dus geef hem niet te veel water. Hij groeit zelfs lekker op een verwaarloosde grond.
In de Nederlandse tuin
De plant kan ook groeien in Nederland, zij het als eenjarige plant (hij is vorstgevoelig). In warme landen is de plant meerjarig. In tuinwinkels zijn diverse variaties binnen deze plantensoort. Sommige soorten klimmen wel, andere niet. Ook kan de hoogte variëren van 30 cm tot 3,5 meter. De Oost-Indische kers is erg geliefd bij slakken en luizen, waardoor je deze plant kunt gebruiken om andere planten in de tuin daartegen te beschermen.
De Oost-Indische kers kan erg woekeren, dat is iets om rekening mee te houden bij aanplant in de tuin.
In de moestuin
De plant beschermt tegen witte vlieg bij komkommer, augurken, pompoenen en meloenen.
Hij houdt bladluis weg bij broccoli, bonen, kerselaars. Daarnaast houdt hij wolluis weg bij appelbomen.
Eetbaarheid
De bladeren, bloemen en zaden zijn eetbaar en kun je bijvoorbeeld in salades gebruiken. Ze hebben een pittige smaak. Het lijkt wat op tuinkers.
Recept
Kappertjes inmaken (recept van Floor Korte; moestuinier uit het boek ‘De moestuin’)
Doe 50 gram Oost-Indische kerszaden in een kommetje en strooi hier 25 gram keukenzout overheen. Voeg 350 ml water toe en laat dit een nacht goed intrekken. Spoel de volgende ochtend de zaden goed af onder koud water en doe ze dan in een schoon potje met een inhoud van 200 ml. Doe er 2 steranijsjes, 1 theelepel dille en 1 theelepel venkelzaad aan toe en giet er ongeveer 125 ml witte wijnazijn overheen zodat de zaden helemaal ondergedompeld zijn. Laat het een maand staan. En zie: je hebt je eigen gecreëerde kappertjes!
Eigenschappen voor de gezondheid
Oost-Indische kers staat bekend om zijn antiseptische werking. Je kunt er een thee-infuus van maken voor luchtweginfecties of urineweginfecties. Het verse plantensap kan hierbij overigens ook helpen.
Als je de bladeren bloemen toevoegt aan een salade kan het de eetlust verbeteren en de spijsvertering verbeteren.
Uitwendig kan het ook helpen als haarwater bij haaruitval.
Het recept hiervoor is:
Een handvol bladeren, bloemen en zaden in 1 liter water 15 minuten koken, en dan op de hoofdhuid aanbrengen. Het bevat namelijk veel zwavel, wat een bouwsteen is voor het haar.
Let op; kruiden kunnen altijd interacties hebben met medicatie of een contra-indicatie hebben bij medicatie, ziekte, zwangerschap of borstvoeding. Raadpleeg daarvoor een deskundige.