Naamgeving
Nadat de bloeiperiode voorbij is, komen de zaadjes. Die zitten los in grote, tamelijk lege, zaadbollen. Als de wind er dan tegen blaast, dan hoor je geritsel of geratel. Daar komt de Nederlandse naam vandaan. Dat geldt voor zowel de grote, als de kleine ratelaar (lijken sprekend op elkaar, maar de grote wordt hoger). Dat zachte geratel werkt voor mij altijd rustgevend.
Halfparasiet
Grote ratelaar is een halfparasiet. Hij haalt voedingsstoffen uit andere planten. Niet alle voedingsstoffen. Halfparasieten hebben namelijk wel bladgroen (chlorofyl), waardoor ze een deel van hun benodigde voeding zelf ophalen. Dit in tegenstelling tot volledige parasieten ofwel holoparasieten, zoals klavervreter (Orobanche minor), die alle energie uit hun slachtoffers halen. In het geval van grote ratelaar, haalt de plant mineralen en stikstof uit zijn gastheer.
Familie
Ratelaars (er zijn meerdere soorten, daarover later meer) vielen in het jaar 2000 nog onder de helmkruidfamilie (Scrophulariaceae), maar is door nieuwe wetenschappelijke inzichten (DNA-onderzoek), samen met de rest van de halfparisitaire planten van de helmkruidfamilie verplaatst naar de bremraapfamilie (Orobanchaceae). De bremraapfamilie bestond oorspronkelijk alleen uit volledig parasitaire planten; daar zijn sindsdien ook de half parasitaire planten aan toegevoegd. Wel zo overzichtelijk.
Ratelaargroep
Alle ratelaars zijn halfparasieten. Het zijn eenjarige, vrij lage (< 1 meter hoge) planten. Ze hebben vierkante stengels. De bladeren staan kruislings tegenover elkaar. Ze zitten met twee, soms drie bladen tegelijk aan de stengel. De zijnerven van het blad lopen evenwijdig aan het blad en de ruimte tussen de nerven is min of meer gelijk, waardoor het lijkt alsof het blad uit partjes bestaat.
Karakteristiek voor ratelaar is de kelk, die als een soort bol onder de bloemblaadjes zit. Het is ook deze bol, waar ratelaar de naam vandaan heeft. Wanneer de bloem bevrucht is en de zaadjes gevormd zijn, gaat de plant ratelen in de wind. De bol zit namelijk niet vol met zaadjes, maar heeft slechts één zaadje. De rest van de bol is leeg.
De zaadjes kunnen niet ver vliegen, hooguit een paar meter. Toch kunnen de planten zich soms over grote afstanden verspreiden. Dit gebeurt door water (als de zaadjes in stromend water terechtkomen worden ze verder gebracht) en door mensen, waarbij de zaadjes in het schoeisel kunnen komen.
Nederland kent drie ratelaars. De grote ratelaar, de kleine ratelaar en de harige. De kleine komt bijna alleen op de Waddeneilanden en de duinen voor, de harige is zeldzaam en de grote komt het meeste voor.
Kenmerken
Grote ratelaar is een vrij klein kruid. Hij kan tot ongeveer 80 cm hoog worden. De bladeren zijn wat zacht en vrij klein, ze vallen niet zo op. Grote ratelaar heeft een vierkante stengel, waaraan de vrij opvallende bloemen zitten. De bloemen staan tegenover elkaar. In de kroon van de plant zitten meerdere paren bloemen. De bloemen zijn geel en heel herkenbaar. Ze lijken qua vorm op lipbloemigen (waat het echter geen familie van is), maar staan meer “gesloten” dan bijvoorbeeld bij de gevlekte dovenetel het geval is.
Hommels zorgen voor de bevruchting van de bloemen. De bloeiperiode is lang, hij kan duren van mei tot in oktober. Wanneer de bloemen bevrucht zijn is de plant ook goed herkenbaar door de zaadbollen. De zaadbollen zijn in eerste instantie geelgroen, waardoor de hele plant een gelige tint krijgt. Deze bollen zijn daarnaast tamelijk groot voor zo’n klein plantje. Aangezien deze bollen grotendeels leeg zijn, hoor je de zaadjes erin ratelen, ook als er niet zo gek veel wind staat.
Verschillen met de andere soorten
Kleine ratelaar wordt wat minder hoog (tot 50 cm). De groene bladeren direct onder de bloem (zogenoemde schutbladeren) zijn bij de kleine ratelaar minder scherp gezaagd dan bij de grote ratelaar. De kelk (de bol direct onder de bloem, voordat deze bevrucht is) is bij de harige ratelaar behaard en bij de andere soorten niet.
Voorkomen
Grote ratelaar heeft licht nodig; je vind de plant dus niet in een bos of tussen hoge kruiden. Grote ratelaar houdt van een natte omgeving, maar staat niet graag in diep water. Een echt drassige plek is ideaal. Bijvoorbeeld een moeras of een natte duinvallei. Hij houdt van enig voedselrijke bodem, maar totaal niet van bemesting, vandaar dat de plant door intensivering van de landbouw fors terrein heeft ingeleverd. Verder stelt de plant niet veel eisen.
Je kunt ‘m op meerdere plekken in het land tegenkomen. In elke provincie komt hij wel voor, zij het in de meeste gevallen niet talrijk. Met name in het duingebied en op de waddeneilanden, waar vaak geen sprake is van bemesting (veelal sprake van ecologische en biologische landbouw), kun je de plant tegenkomen. Op Terschelling, waar ik ieder jaar naar toe ga op vakantie, kun je deze plant op drassige plekken tegenkomen. Verder is de plant ook soms te zien in de berm of op een dijk.
De laatste jaren zijn er (mede door klimaatverandering) lange periodes van droogte in Nederland. Als plant van een vochtige tot natte omgeving, kan grote ratelaar daar niet goed tegen. Het is afwachten of de grote zaadproductie van grote ratelaar dit kan compenseren.
Overige bijzonderheden
Grote ratelaar is dus een halfparasiet. Het haalt zijn voeding met name uit grassen. Het gezegde luidt dan ook: “Waar ratelaar groeit, wordt het gras minder hoog”. Mocht je deze plant tegenkomen in drassige gebieden, let dan goed op de hoogte van het gras. Je zult merken dat dat inderdaad klopt. Er valt wel een kanttekening bij te plaatsen: als de grassen vroeg ontkiemen (vroeger dan ratelaar) en van nature (erg) hoog zijn, dan heeft ratelaar geen kans te ontkiemen, omdat er te weinig licht is. Bij grassen die niet al te hoog zijn of laat ontkiemen, geldt dat deze lager worden als ratelaar er groeit.
Behalve grassen, moeten ook vlinderbloemigen (denk aan klaver, rolklaver, luzerne en peulvruchten) het ontgelden wanneer ratelaar daar groeit.
Door het verlagen van de grassen om ratelaar heen, ontstaat er meer licht op de bodem en krijgen grassen minder kans om te woekeren. Hierdoor krijgen andere planten ook meer kans. Goed voor de biodiversiteit en goed voor de belevingswaarde van een gebied. Ik word daar altijd wel blij van, die grote variatie aan (bloeiende) kruiden.
Bijkomend gevolg van de verzwakte grassen is dat ze ook minder uitbundig bloeien en zodoende minder pollen produceren. Dus als je last hebt van graspollen, dan moet je ratelaar planten!