“Nee”, zei mijn broertje, “ze foppen je gewoon, dat is de schil, die is hard, de avocado is zacht, gewoon opensnijden”. Ik snijd de avocado in tweeën en dat ding is zo bikkelhard dat een klein stukje van de schil zelfs in het kuiltje van de andere afgesneden helft blijft zitten. “Wel verhip”, zei ik (dat was niet wat ik zei, maar dit is een beschaafd blog). En ik stond al op het punt om het ding teleurgesteld in de groenbak te mikken.
“Nee!” zei mijn broertje, “die dingen zijn vet dom! Zolang er een pit in de buurt is, denken ze dat alles prima in orde is met ze en rijpen ze gewoon door!”
Nou daar geloofde ik inmiddels natuurlijk geen barst meer van. Maar om een hele avocado weg te gooien is ook weer zo zonde, dus…waarom niet. Ik heb de helften weer op elkaar gedrukt en een paar dagen gewacht. Vandaag checkte ik het gehavende ding en jawel: heldergroen en boterzacht vruchtvlees zonder draadjes. Heerlijk! Dat werkt dus gewoon!
“Zei ik toch”, zegt mijn broertje. “Die dingen zijn superdom! Weet je hoe je guacamole het beste kunt bewaren zonder dat-ie bruin wordt? Moet je de pit bewaren en in de guacamole leggen. Denkt die avocado, tot splut gepureerd en al: ‘Ah! Daar is mijn pit! Alles ok!’ en doet-ie gewoon net alsof-ie nog onaangetast in z’n schilletje zit. Blijft gewoon goed. Domme dingen zijn het hoor!”
Zou dat ook werken? Volgende ronde TexMex probeer ik het uit.
(Wist je dat citroensap een hele sterke antioxidant is doordat het zo rijk is aan vitamine C? Als je citroensap op je guacamole druppelt (niet doorroeren), wordt het ook niet bruin. Ook je gesneden appeltjes worden niet bruin als je er citroensap op sprenkelt. Heb jij nog even rustig de tijd om je appeltaartdeeg te kneden.)